Uitgangspunten voor begeleiders

 

  • Ik bewaak het proces  met behulp van de vier vragen en  de  omkeringen, en  ik gebruik de vragen  op  effectieve  en  gepaste  wijze.
  • Ik luister oprecht naar de gedachten,  de  kwetsbaarheid en  het (zelf)bewustzijn van zowel  mijn  cliënt  als  van mijzelf.
  • Ik  ben me ervan bewust dat iedereen die  zich tot  mij  wendt, wijs is en zijn/haar eigen antwoorden zal  vinden  –  de  antwoorden die voor hem/haar  kloppen.
  • Zodra de cliënt (of ik)  afdwaal(t)  breng  ik  de  cliënt  (of  mijzelf) terug naar de specifieke situatie en  naar  de overtuiging die op dat moment wordt onderzocht;  verder  herinner  ik  ons er aan dat  de werking van  The  Work  stopt zodra  een van ons  zich begint te rechtvaardigen  of  te  verdedigen,  door  het gebruik van woordjes  als  ‘omdat’  of  ‘maar’,  of zodra een van ons zich in een verhaal begeeft.
  • Ik  meng me niet in het onderzoek van mijn cliënt. Ik zal niet onderwijzen of  pushen  en ik zal niet afdwalen van de vier vragen en omkeringen door het aanreiken van adviezen of het bieden van therapie.
  • Ik  doe The  Work  op  mijn eigen gedachten. Ik schrijf Oordeel-over-je-naaste  werkbladen en ik doe  The  Work  waar en  wanneer  ik kan  –  voor mezelf of  met een begeleider.
  • Ik ondersteun mezelf door The  Work  met anderen te delen.